top of page

Samenwerkingsverbanden

Elke school is een leerruimte en een plaats voor sociale en culturele ontmoetingen. In een veranderende en globaliserende maatschappij moet elke school hier nog meer op inzetten. Kunstscholen zijn sinds jaar en dag scholen waar levensecht leren centraal staat, wat inhoudt dat dit leren buiten haar eigen muren treedt. Vele KSO-scholen gaan hiervoor ook structurele samenwerkingen aan met andere (onderwijs)partners. In dit artikel beschrijven we aan de hand van enkele voorbeelden hoe dit concreet in zijn werk kan gaan.

Samenwerking kunsthumaniora - basisschool Kris Bauwens, directeur Sint-Lukas Brussel Sint-Lukas Brussel startte op 1 september 2012 met een heel nieuw project: op de site van de kunstschool startte een basisschool met een uitgesproken muzisch profiel. Dit betekent dat er vanaf dan in elkaars onmiddellijke nabijheid een muzische basisschool, een kunsthumaniora, een academie en een kunsthogeschool zijn gevestigd . De basisschool, kunsthumaniora en academie delen dezelfde gebouwen, open ruimtes en lokalen. (Het bestuur van de hogeschool is niet dezelfde als die van de kunsthumaniora, academie en basisschool )

Van bij het begin is het de bedoeling dat de basisschool en de kunsthumaniora zullen samenwerken, zeker voor wat betreft het artistieke domein. Bij het nieuwbouw- en renovatieproject dat korte tijd later start, wordt bij de indeling rekening gehouden met een vierjarige structuur: de kleuterschool en een onthaalklas; vier jaar lager onderwijs; de derde graad lager onderwijs samen met de eerste graad van de humaniora; de tweede en derde graad van de humaniora. De scholen willen één geheel vormen rond deze vierjarige structuur. De facto ontstaat er zo ook een tienerschool. Drie scholen op één site geeft grote praktische en logistieke voordelen. Ateliers kunnen door iedereen gebruikt worden. Zo kunnen leerlingen van de basisschool van artistieke technieken proeven die anders ontoegankelijk zouden zijn omwille van kostprijs en beschikbaarheid van materiaal en docenten. Bovendien gebeurt dit in een aangepaste omgeving waardoor de leerlingen volledig ondergedompeld worden in de wereld van de artistieke praktijk, een voor hen dikwijls onbekende wereld.

Regelmatig worden ook drie projectdagen voor de drie scholen samen georganiseerd. Met een centraal thema als bindmiddel – dit jaar werken we rond ‘beeld-taal’ – worden door de leraars, oudleerlingen en andere externen allerlei projecten georganiseerd. Deze projecten zijn voor alle leerlingen toegankelijk en bij elk deelproject wordt ernaar gestreefd om een goede mix van leeftijden te krijgen. De klassen en de hele school worden als het ware door elkaar gegooid en iedereen moet met iedereen (leren) samenwerken. Alle leerlingen genieten telkens weer van deze drie dagen, niet alleen omdat ze nieuwe artistieke disciplines leren kennen maar ook en vooral door de intense samenwerking met zowel oudere als jongere leerlingen die dikwijls ook uiteenlopende interesses hebben. Er zijn nog vele andere vormen van samenwerking tussen de muzische basisschool en de kunsthumaniora mogelijk, en het exploreren van deze mogelijkheden is een zeer boeiend en leerrijk proces.

Kunstonderwijs in het secundair en het deeltijds onderwijs. Twee paletten, één doek. Els Talloen, directeur Stedelijke Academie voor Beeldende Kunsten Schilderen, beeldhouwen, fotograferen, ballet dansen, harp spelen, zingen, … wie een opleiding zoekt om zich hierin te bekwamen, kan op verschillende plaatsen en op verschillende tijdstippen ergens in een les of cursus terecht. Opleidingen met een degelijk programma en een persoonlijk traject vind je zowel in het deeltijds kunstonderwijs (DKO) als in het voltijds leerplichtonderwijs van het kunstsecundair (KSO). In verschillende steden en gemeenten delen de 2 onderwijsvormen de locatie, op de meeste plaatsen is er echter enkel een DKO in de lokale academie of buitenafdeling van een academie. KSO wordt vooralsnog in 13 locaties als enige onderwijsvorm georganiseerd, en op een groter aantal scholen naast ASO, TSO of BSO. Waar liggen nu de gelijkenissen en de verschilpunten tussen DKO en KSO? Qua tijdsbesteding zijn de programma’s voor leerlingen van 12 tot 18 jaar zowat volledig complementair. DKO kan ’s avonds, op woensdagnamiddag en in het weekend iedere geïnteresseerde verwelkomen. KSO heeft een voltijds dagprogramma van kunstvakken en algemeen vormende vakken in de basis. Wie in het DKO een optie kiest, mag gerust zijn van een degelijke opleiding en begeleiding. Sinds het nieuwe decreet DKO is er ook een duidelijker einddoel voor de opleidingen in Beeldende Kunsten en Podiumkunsten: Academies reiken voortaan gevalideerde kwalificaties uit. De beroepskwalificaties bevatten een heldere opsomming van alle competenties die leerlingen op het einde van hun leertraject in het dko verworven hebben. Beroepskwalificaties maken de relatie transparant en helder tussen het dko en de amateurkunstensector, waar het grootste deel van de leerlingen naartoe stroomt. De 9 landelijke amateurkunstenorganisaties die onder de koepel van het Forum voor Amateurkunsten werken, hebben een beroepenstructuur voor het socio-culturele veld ontwikkeld, met daarin verschillende beroepskwalificaties. Enkele beroepskwalificaties hebben een arbeidsmarktgerichte finaliteit. Zo heeft de beroepsfederatie van de stadsbeiaardiers de beroepskwalificatie beiaardier ontwikkeld. (bron: https://onderwijs.vlaanderen.be ) Maar er is meer. Wie meer wil, kan terecht in het KSO. Met een programma in een kunstsecundaire school combineert de leerling een brede, algemene vorming met een specifiek domein, binnenkort algemeen genoemd ‘Kunst en creatie’. Leerlingen die hier vb. ballet volgen, krijgen tot 24u dans per week, opgedeeld in verschillende dansvakken. Wie ballet in DKO volgt, heeft doorgaans 2u per week. Maar ook voor andere richtingen, zoals in de beeldende kunsten, is er een groot verschil qua variatie van disciplines en intensiteit. Een richting zoals Beeldende en Architecturale Kunsten in het KSO kan maximaal 12u Kunstvakken per week aanbieden, in het DKO wordt dat beperkt tot bijvoorbeeld een beeldend of architecturaal programma met doorgaans 3 à 4u les. Tot slot behaalt een leerling in het KSO een diploma secundair, met daarin de sleutel tot alle vormen van Hoger Onderwijs, dus niet alleen het Hoger Kunstonderwijs. In de Academie voor Beeldende Kunsten in Aalst zien we duidelijke interactie tussen de twee onderwijsvormen. Wie hier als zesjarige start in de lagere graad heeft tegen het einde van het lager onderwijs al een prachtige staalkaart van kleur en vorm, van techniek en materiaal in de vingers gehad. Vanaf 12 jaar kan er specifieker gekozen worden: beeldende vorming, digitaal beeldend atelier of architecturale vorming. Met dit atelier kan er 3u per week gewerkt worden. Voor een aantal leerlingen is het vanaf het 3de middelbaar dan ook een evidentie om KSO te volgen. Zij combineren hun talent voor kunst met hun leerplichtonderwijs. Het is echter fijn om te zien dat de keuze voor KSO het engagement voor extra tijd in het DKO niet in de weg staat. Voor een aantal leerlingen is het aanbod DKO een aanvulling: wie voor Audiovisuele Vorming kiest, mist soms het tekenen, het werken in 3D… Zo een leerling kan deze interesse blijven volgen in het weekend of ’s avonds. Daarnaast heb je ook instromers in het KSO die op korte tijd heel wat vaardigheden en technieken onder de knie moeten krijgen. De lessen in het DKO zijn dan een welgekomen ondersteuning en uitbreiding van het inlooptraject van het KSO. Meer uren oefening baart meer en misschien ook makkelijker kunst. Oud-leerlingen die voortgaan in hoger onderwijs blijven ook de weg naar het DKO terugvinden. Voor inschrijving is er gelukkig geen leeftijdslimiet. Kunstonderwijs is per definitie een niet-eindig traject. Het ene werk brengt het andere voort, het ene vak gaat hand in hand met het volgende. Het blijven zoeken en leren, da’s dan ook echt een ‘kunst’.

Talent kent geen leeftijdgrenzen Luc Van Praet, Co-directeur de! Kunsthumaniora In de! Kunsthumaniora kunnen talentvolle leerlingen Muziek al tijdens hun secundair les volgen aan het conservatorium en zelfs credits verzamelen. Het muzikaal talent van bepaalde jongeren wordt vaak al op heel jonge leeftijd erkend door de ouders. Kleuters krijgen al de kans om instrumenten te ontdekken en vanaf de lagere school kunnen zij muziekles volgen in het DKO. Talentrijke kinderen brengen vaak al vele uren door met oefenen op hun instrument, maken snelle vorderingen en zoeken een manier om in het secundair hun passie te combineren met een degelijke algemene opleiding. Gelukkig bestaat voor hen het KSO en kan je in verschillende KSO scholen ook al in de eerste graad extra uren muziek volgen. Het logische gevolg van “jong geleerd is oud gedaan” is dat deze jongeren vaak al in de tweede graad voor hun muziekvakken een niveau bereiken dat ruim voldoende is om toegelaten te worden aan het conservatorium en om in professionele gezelschappen mee te spelen. Maar voor de algemene vakken moeten zij dan nog enkele jaren secundair onderwijs volgen. Dat stelde ons als school voor een dilemma. Laten wij die jongere volop kiezen voor zijn muziek en stoppen met het secundair onderwijs? Of laten wij hen verder naar school gaan en raden wij hen aan hun artistieke groei even on hold te zetten? Beide opties leken ons fnuikend voor de ontwikkeling van deze bijzondere leerlingen en daarom gingen wij in overleg met onze buren van het conservatorium van de AP Hogeschool. Samen met het opleidingshoofd van de opleiding klassieke muziek werkten wij twee mogelijkheden uit : “jong conservatorium” en “jong talent” waardoor leerlingen uit het KSO in beperkte mate lessen kunnen volgen in het conservatorium terwijl zij aan de! Kunsthumaniora leerling blijven met een volledig of een deels afgeslankt lessenpakket. Met deze individuele leertrajecten slagen wij erin zowel het artistiek talent van de leerlingen te stimuleren als hun algemene persoonlijkheidsontwikkeling te ondersteunen. In het traject “jong conservatorium” volgt de leerling van de! Kunsthumaniora zijn lessen ensemble aan het conservatorium in ensembles bestaande uit bachelorstudenten, leerlingen KSO en leerlingen doorstroming-DKO. Zij kunnen ook een aantal masterclasses volgen en krijgen zo een beter beeld van de eisen die in een professionele muziekopleiding gesteld worden. In het traject “jong talent” gaan wij nog een stapje verder. Wij maken per leerling een individueel programma waarbij de leerling al effectief een aantal cursussen volgt op het conservatorium, daar examens van aflegt en credits verwerft. Intussen volgt de leerling verder les in de! Kunsthumaniora maar met een aantal vrijstellingen voor kunst- of algemene vakken. Door de jaren heen hebben wij gezien dat deze formules werken voor bepaalde types van leerlingen. Wij slagen erin hun mateloze verlangen om met muziek bezig te zijn te combineren met het behalen van een diploma secundair onderwijs en wij geven hen de kans om al op jonge leeftijd kennis te maken met een professionele muziekopleiding. Wij bieden extra uitdaging voor leerlingen die zowel op muzikaal vlak als op abstract intellectueel vlak hoogbegaafd zijn. Wij geven leerlingen die méér dan één hoofdinstrument wensen te volgen de kans om voor hun eerste instrument al les te krijgen op het conservatorium en voor hun tweede instrument bij ons. Naast deze succesvolle samenwerking met het conservatorium bieden wij de leerlingen met een topcultuurstatuut ook nog kansen om deel te nemen aan masterclasses en concours over heel Europa. Deze leerlingen hebben vooral een ondersteuning nodig die hen toelaat om op eigen ritme en met digitaal leermateriaal de leerdoelen van de algemene vakken te verwerven. Daarvoor maakt onze school intens gebruik van “mijn vakken” op smartschool. Het contact tussen leerkrachten en leerling via mail en het uploaden van leermateriaal en uitgevoerde opdrachten zorgt voor een goede opvolging van het leerproces zodat de leerling in december en juni mee examens kan afleggen. In eerdere artikels in deze nieuwsbrief kon u al lezen dat het welbevinden van de leerlingen in het KSO hoog is maar dat de leerlingen tegelijk wel vinden dat zij hard moeten werken. Met deze individuele trajecten bewijzen wij nogmaals dat veeleisend en uitdagend onderwijs best kan samengaan met hoge motivatie en groot welbevinden. De school moet daarvoor wel bereid zijn om de vaste structuren opzij te zetten en voor bijzondere leerlingen individuele leertrajecten mogelijk te maken. Hopelijk is KSO ook hierin voorloper op een trend voor het ganse secundair onderwijs.

Laatste berichten
Archief
bottom of page