De zevende jaren bijzondere vorming, een schakeltraject naar het hoger Kunstonderwijs
In de modernisering van het secundair onderwijs vindt het KSO het grootste deel van zijn aanbod terug in het domein Kunst en Creatie. Dat is ook niet verwonderlijk want de homogene KSO-scholen zijn altijd al domeinscholen geweest waarin studierichtingen vanuit een interessegebied gegroepeerd werden. De modernisering brengt dan ook zo geen grote veranderingen mee voor ons, hoewel er natuurlijk nog veel onduidelijkheden zijn. Eén van die onduidelijkheden is de toekomst van de 7de jaren bijzondere vorming. Dat zijn derde jaren van de derde graad die voorbereiden op het hoger kunstonderwijs en waarin je enkel toegelaten kan worden als je al een diploma secundair onderwijs behaald hebt. Hierover vinden wij in de nota niets terug. Het gaat natuurlijk over een kleine groep leerlingen maar voor die groep is het echt wel een belangrijk onderdeel van hun schoolloopbaan. Tijd dus om even in te zoomen op die zevende jaren bijzondere vorming.
Waar kan je een zevende jaar bijzondere vorming volgen? De 7de jaren bijzondere vorming worden slechts in 4 homogene KSO-scholen ingericht. Er zijn drie verschillende studierichtingen gericht op Beeld, Muziek of woordkunst-drama.
Een klein aanbod dus voor een beperkte en zeer specifieke groep leerlingen die na hun studies in ASO, TSO of BSO toch willen starten in het hoger kunstonderwijs, zeg maar de Koninklijke Academies of Conservatoria. Als deze leerlingen niet slagen in de audities of de aanvangsproeven die in de meeste kunstscholen georganiseerd worden, worden zij wel eens doorverwezen naar onze 7de jaren om daar, gedurende één schooljaar, hun technische en artistieke vaardigheden verder te ontwikkelen. De 7de jaren zijn dus geen soort specialisatiejaar of inhaaljaar voor de leerlingen uit het KSO. Integendeel, het is een instrument in de studieloopbaan van jongeren die diep in hun hart kiezen voor kunstonderwijs maar om pragmatische redenen hun diploma secundair onderwijs in een andere onderwijsvorm behaald hebben. Anders gezegd: hun ouders vonden dat zij toch eerst een echt diploma moesten behalen. Maar op hun 18de mogen die leerlingen dan wel een keuze maken en zijn zij niet genoeg voorbereid om met kans op succes in het hoger kunstonderwijs te starten. Een 7de jaar brengt hen dan de nodige artistieke kennis en vaardigheden bij.
Waarom zitten deze zevende jaren op hun plaats in het secundair onderwijs? Er gaan al langer stemmen op om die voorbereidende jaren op het hoger kunstonderwijs uit het secundair onderwijs te halen en onder te brengen, in de vorm van een propedeuse, in het hoger onderwijs. Gelet op het verschil in kostprijs voor de overheid van een leerling secundair onderwijs (8737,00 Euro) en van een student hoger onderwijs (7898,00 Euro), is dit een piste die de overheid natuurlijk genegen is. Hoewel dit nog geen 100.000 euro besparing zou opleveren. Maar het zou zowel voor de leerling als voor zijn ouders een groot verschil betekenen. De winst voor de overheid zou in de eerste plaats betaald worden door de ouders die inschrijvingsgeld moeten betalen in het Hoger Onderwijs. De studenten zouden al studiepunten moeten inzetten. En aangezien het voor hen een verkennend jaar is, is de kans reëel dat de student nadien toch een andere richting gaat volgen en dat is hij al een flink pak studiepunten kwijt. Door de verkenning in dit voorbereidende jaar maken de leerlingen die niet doorstromen een gemotiveerde keuze voor een andere studierichting. Ze hebben een reëel beeld van hun eigen mogelijkheden en beperkingen en een reëel beeld van de verschillende opleidingen en wat voor profiel er gevraagd wordt voor het volgen van een kunstrichting. Een andere reden waarom deze voorbereidende jaren beter in het secundair onderwijs thuishoren is de didactische aanpak en de leerbegeleiding van het secundair onderwijs. Het secundair onderwijs werkt veel meer leerlinggericht en heeft een ruimere onderwijsomkadering dan het hoger onderwijs. De leerling van het voorbereidend jaar krijgt nu tussen de 28 en 36 lesuren per week in groepen van maximum 12 leerlingen waardoor sterk kan ingespeeld worden op de noden van elke leerling apart. Want de ene leerling heeft meer behoefte aan technische vervolmaking, de andere moet net leren die techniciteit te overstijgen in zijn creatief werk. De cultuur van het hoger onderwijs zou tot een gans andere organisatie leiden met minder contacturen en minder geïndividualiseerde trajecten. Door de voorbereidende jaren niet binnen de Schools of Arts te organiseren maar binnen de secundaire scholen is er ook een grotere garantie op onafhankelijke studieloopbaanbegeleiding van die leerlingen. Want zij twijfelen allemaal. Niet alleen of zij na een jaar wel sterk genoeg zullen zijn om dan wel met succes auditie te doen of toelatingsproeven af te leggen. Maar ook twijfels zij over welke School of Arts nu voor hen het meest geschikt is. Want de opleidingen in Gent, Brussel of Antwerpen of in het buitenland hebben elk een eigen uitgesproken karakter. De leerkrachten die les geven in de voorbereidende jaren kunnen vanuit hun kennis van en contacten met het hoger onderwijs een onderbouwd studieadvies geven aan die jongeren, waardoor opnieuw hun kansen in het hoger kunstonderwijs stijgen. Een zevende jaar is laagdrempeliger dan het Hoger Kunstonderwijs en is dientengevolge als omgeving veel meer beschermd en gestructureerd dan een eerste jaar Hoger Kunstonderwijs. De leerlingen worden als het ware nog meer aan de hand gehouden en minder in het diepe gegooid. Wij zeggen in het secundair niet alleen: je kunt het niet, maar bieden ook alternatieven aan. De voorbereidende jaren op het hoger kunstonderwijs zijn dus niet alleen nuttig, zij zitten ook op hun plaats in de structuur van het secundair onderwijs. Het is een alternatieve weg, naast 4 jaar KSO, naar het hoger kunstonderwijs. Het gaat hier over een kleine groep leerlingen maar ook over een beperkt aantal scholen en leerkrachten. Maar voor die kleine groep maken die 7de jaren wel een groot verschil in het realiseren van hun studiekeuze.